AUTOBIOGRAFIE
 Vader en zoon, twee generaties schippers.
Vader Cornelis de Mik werd op 17 April 1886 geboren te Krimpen a/d Lek.
Op de grens van Krimpen a/d Ijssel en Krimpen a/d Lek stond en staat nu nog een boerderijtje.

Met er naast de woning van een dagloner, daar woonde mijn Grootvader Jan de Mik in (alwaar ik naar vernoemd ben).

Jan de Mik was gehuwd met Teuna van der Woude. Die boerderij is nu een dierenopvangcentrum.
Vader Cornelis was 3 jaar oud toen zijn Moeder bij de geboorte van zijn broertje Jacob stierf.

Het gezin, Lena, die later met schipper Klaas Goudriaan getrouwd is, dan broer Leen, dan Vader Cornelis en jongetje Jacob zijn later naar Stolwijk verhuisd.

Daar ging Kees de Mik naar de lagere school, en werd na afloop krullenjongen.
Op zijn 13e ging Kees als dekjongen in de Rijnvaart varen. Welke schepen en hoe lang? weet ik niet.
In 1913 kocht hij van een zekere Verschoor een IJsselaak van 60 ton. Daarvoor voer hij ook nog op koftjalken naar en van de Oost Zee.
Net had hij die aak gekocht, het liep tegen de eerste wereldoorlog, toen moest hij voor zijn nummer in dienst, geen leuk begin! !

Die aak haar naam was "Nooit Gedacht". Vader noemde ze "Multatuli", omdat hij sympathiseerde met z'n boeken, dus met de ideeën van de schrijver.
Voorwaar in die tijd, in dat orthodoxe Nederland, een gedurfde naam.
Het is voorgekomen dat we in een dorp lagen te lossen, dat de schoolmeester of de dominee langs fietste, en de naam van het schip las, dat hij zei: "zware kost schipper"!
In 1919 was Kees 33jaar jong en had altijd met knechtjes gevaren en gezeild. Toen vond hij het wel eens tijd om een vrouw te zoeken, nu die vond hij, een knappe schippersdochter, 33 lentes uit Alphen a/d Rijn, haar naam was Grietje van Klaveren.
De 7e Augustus 1919 traden ze in Rotterdam in het huwelijk, en dat is ons Moeke geworden, een vrouw geliefd door iedereen die op haar weg kwam.
Ze kregen vier kinderen drie
meisjes en een jongen, waarvan er nu in 1999 er nog drie in leven zijn. En de drie meisjes, en die jongen zijn later alle met varenden getrouwd.
We hadden voor de 9e Mei 1925 ergens in de binnenstad van Rotterdam gelost, die ijsselaak lag toen nog zonder stuurhut in de Schie aan de Schiekade voor het Haarlemmerhofje toen dit maatje zijn eigen aandiende,
"De Hekkensluiter".
De meisjes zaten lekker in het zonnetje op de roef, een van 5, een van 4, en een
van 3 jaar,met lange haartjes, zwarte kousjes, gymschoentjes en dikke toeten, zo hebben we een foto van hen.
De geboorte is goed gegaan, er zijn wat kilo's aangegroeid.
Kees de Mik was een vooruitstrevende man, zuinig en spaarzaam want in 1922 liet hij bij een scheepswerfje naast de spoordijk in Zwijndrecht de aak verlengen en een motor inbouwen, zij was toen 81 ton geworden. Voor die tijd een flinke vooruitgang.
In Alphen a/d Rijn was toen de plaatselijke vaart kleiner, 40 tot 60 ton, veel Westlanders, waar ook de gezinnen op mee voeren.

In Alphen werd gemompeld. Die Griet van Klaveren, die met die Kees de Mik getrouwd is, die hebt het best gedaan, die schuit is nu veertig last.
Wat is die tijd toch hard veranderd!! En nu leven we nog in dezelfde eeuw.
Die "24" p.k 2 cilinder gloeikopmotor, een Climax uit Liesing bij Wenen, dus een Oostenrijker, is Vader waarschijnlijk aangepraat, het was geen beste, maar toen had men nog niet zoveel keus en een Kromhout koste duurder.
Er werd ook geen koppeling bij geleverd, een vreemde constructie.
Vanuit de stuurhut moest men de motor omkeren, als hij warm was ging dat wel, maar als hij koud was bleef hij stil staan, of hij ging op hol dat deed hij ook graag.
Vader had een contract laten opmaken dat als het systeem niet beviel, hij een koppeling er achter zou krijgen, dus werd er rond de 10e Februari 1923 bij Crossly aan de Pletterijkade in Den Haag een Brevo koppeling gemonteerd.

Die datum is goed bekend want monteur Vonk werd uit de roef geplukt, Lena kwam er aan,
een Juffrouw hielp haar op de wereld, vandaar! In 1928 ik was toen 3 jaar werd er bij scheepswerf Gebr. van Duyvendijk, die een langshelling aan het Boveneind in Krimpen a/d Ijssel had, werd een woonhut met gootsteen, pomp en een w.c.met stromend water gebouwd. Ook kregen we er een ijzer roer, met van die zijvleugeltjes waar men zo handig op kon staan.
Het was voor die tijd een flinke rekening. Later heeft Duyvendijk hem eens aan mij laten zien, mijn zakelijke instinct was er ook al, werd me ook later verteld, want ik zong voor de werkmensen "liedjes voor een cent"! !
Maar al met al was die ombouw een grote vooruitgang voor een gezin van 6 personen. Van al die reisjes die er toen gedaan werden, weet ik niet zo veel meer.
Er was nog geen E.V.(evenredige vrachtverdeling) die was er pas in 1933.
Om een vrachtje te krijgen lagen we aan de linkse kant achter in de Leuvehaven, met de kop in de wal.
Als het druk was lagen we op de roeren.
s'Morgens wipte en met ons vele schipperskinderen over de loopplank, zo door de Leuvebrugsteeg, over de Schiedamsedijk via de Zevenhuissteeg langs Piet de Waterstoker. (die had een groot bord voor zijn raam: "Dat is wat, drie rollen voor je gat, voor 10 cent alleen bij Piet"!).
En zo liepen we naar de schippersschool van hoofdmeester Beie aan de Baan-Boschhoek.
Had Pa een reisje dan werden we in de Maashaven met de roeiboot aan de wal gezet, we bleven dan s'middags en s'avonds over, want er was avondschool tot zes uur, dan belde Pa op
(telefoonnummer 10699) “kom naar de klok in de Maashaven” en dan roeide hij ons naar boord, we lagen soms naast een graanelevator, woensdagsmiddags was er handwerkles, ik kon niet alleen naar boord, dus met Karel Lieverst van "De tijd zal het Ieren" die geen drie maar vijf zusters had, die voeren voor Blauwhoedenveem-Vrieseveem. En zodoende hebben wij ook maar breien en borduren geleerd.
Het was gezellig, in de klas als het kunstlicht aan was.
De leervakken waren rekenen, taal, schrijven, aardrijkskunde, natuurkunde en zingen (allemaal vaderlandse liederen) ... ik ken ze nog!
Die schippers Lieverst voer met al die dochters als hulp, een op het voordek, een op het mastdek, een in de machinekamer en een op het achterdek, allemaal leuke meiden met humor en hun bekkie bij d'r, er stond eens een foto in de krant met het onderschrift: "De Kenau's leven nog"! een complimentje voor de vrouw in die tijd!
We laadden
meestal verschillende partijtjes "La Plata" mais naar kleine maalderijen aan de rivieren, dikwijls losten we in een oude Waalarm te Beneden-Leeuwen.
Ik weet nog dat daar een klein monument staat ter nagedachtenis aan een overstroming in vroeger jaren met het opschrift :
Een traan in. t ' mannelijk oog
Een troostwoord in de mond
stond Neerlands vorst ons bij in deze bange stond.
We namen terug dan een vrachtje steen mee van een van de steenfabrieken rond Nijmegen.

We laadden ook wel eens graan via zo'n rokende graanelevator naar Venlo.
Als we leeg waren, lagen we beneden de stad aan een stenen glooiing te wachten, totdat bevrachter Verburg uit Tegelen een vrachtje dakpannen of schoorstenen aanbood.
Omstreeks de 20e Februari 1932 lagen we daar ook, ik was toen bijkans 7 jaar, mijn zusjes speelde met de kinderen van de eerste wethouder Verbaarschot, die daar vlak bij woonde. Die mevrouw Verbaarschot scheen een voorzeggende geest te hebben want toen we aan de reis waren om bij Herfkens (een steen en pannenfabriek net boven Venlo) 60 ton schoorstenen te laden voor het boerengat te Rotterdam toen kreeg ik voor de aardigheid een blikken passagiersbootje van haar met de mededeling: "Als je eens kom te zinken kunnen jullie je hiermee redden” en laten we nu die reis komen te zinken, was dat toeval?
Want de: 27e Februari waren we met dat reisje afvarend ter hoogte van de scheepswerf "De Klop" te Sliedrecht.
Twee slepen waren daar aan het oplopen, en daar kwam "De Pruis" een raderpassagiersboot ook opvarend aan zijn verkeerde wal er tussen, toen
was er voor de "Multatuli" niet veel plaats meer, we werden te dicht tegen de kant gedwongen, raakte de bek van een onderwater liggend boeganker, we maakte met die winkelhaak van een scheur in de kop al gauw zoveel water dat we net beneden de Baanhoekbrug zonken. Er lagen daar restanten van een betonnen schip, er was daar een glooiing van zand.
Pa zette het schip daarop en bracht een draadje op dat schip. Het draadje brak, de kop gleed naar de diepte, de hak bleef in het zand steken.
Pa kon nog vlug de motor stilzetten om hem voor waterslag te behoeden, greep nog snel een arm vol van zijn geliefde "Multatuli" boeken, toen riepen die zandschippers die geholpen hadden: "Schipper kom er uit want daar gaat hij"!
Toen we weg roeiden hoorde we dat het water bij het fornuis kwam en we hoorde sissen, en het begon te sneeuwen, de datum konden we goed onthouden, het was de verjaardag van Ome piet een broer van Moeder.
De volgende dag lazen we in de plaatselijke krant bij de gemengde berichten: “Op de Merwede bij Sliedrecht is gezonken het 81 ton metende motorschip "Multatuli" dat met stenen geladen was, enkele zandschippers die juist in de buurt waren wisten de schipper met vrouw en kinderen te redden.”
Enkele dagen later heeft de bok "Adelaar" van Van der Tak ons gelicht, leeg gepompt, een stempel er op gezet, en naast de bok
werden we naar het Boerengat gesleept, alwaar een ploegje volk heel wat werk hadden om de ebbeslik uit de gaatjes van de schoorstenen te spoelen.
We waren een twijfelachtige ervaring rijker! Mijn blikken bootje uit Venlo heb ik nooit meer terug gezien, waarschijnlijk eruit gespoeld.
Mijn zusters blijven nog steeds beweren dat ik toen ik hoorde dat we gingen zinken met een goudvissenkom met een goudvis er in liep te sjouwen, kan best, ik weet het niet meer, in ieder geval is het visje niet verdronken maar ik was het wel kwijt.
Wel weet ik nog dat zuster Grietje al veel te vroeg om levensbehoud achter de stuurhut aan het touw van de roeiboot stond te frunniken en hem bij kans weg liet drijven.

Toen de wachttijden in Rotterdam langer werden gingen we steeds meer leeg op naar Nijmegen en wachtte daar op een vrachtje van veertig last steen, dat viel nogal eens!
We hebben ook wel eens een winter in de Bijland bij Lobith gelegen, daar was een lek schip, er moest dag en nacht
door de schippers met de hand gepompt worden.
Ook hebben we een winter doorgebracht in Spankeren bij Dieren.
Daar gingen de meisjes naar de dorpsschool, en waar we voor het huis lagen was en boerderijtje.
We kregen vriendjes, die boer deed een varken slachten, we kregen balkenbrij, een vette substantie dat weet ik nog!
We gingen ook naar een Kerstfeest in Dieren waar een enthousiaste ouderling met een grote snottebel bengelend aan zijn neus ons wel tien keer liet
zingen:
"Licht licht, licht, wonderschoon licht, en de ster uit het oosten, die komt ons vertroosten, al in de duisternis”, zodoende ken ik het nog uit mijn hoofd.
In 1933 werd de E.V. (evenredige vrachtverdeling) opgericht. Een reis steen dat op de rivier geladen en gelost werd was volgens de "Acte van Mannheim" een vrije reis. 40 last steen naar de St.Janshaven in Rotterdam betaalde fl.44. Er werd ook nogal eens geprobeerd om buiten de lijst te varen.
Toen werd Kees de Mik voorzitter van het Actie comite tegen het buiten de lijst varen. Op de schippersbeurs Valkhof 6 te Nijmegen werd zaterdagsmorgens met de pet rondgegaan en als er zes gulden opgehaald was kon een schip varen en die middag vertrok er dan schip met een dertig schippers naar Spijk en terug en de andere week naar Wamel en terug.
De schippers controleerden
bij de steenfabrieken of ze over de lijst aangenomen hadden. En als zo'n buitendelijst vaarder een grote mond had, vloog er wel eens een steen door de stuurhutramen, want stenen waren er genoeg voorhanden maar procesverbaal opmaken mochten ze niet.
Wij voeren dikwijls naar Breskens en Stavenisse, ook zijn we 3 maal naar Ameland geweest, er was geen haven, dus werd het schip gewoon bij het steiger droog laten vallen en werden we door boerenkarren leeggereden.

We gingen ook wel eens naar Poortugaal en Rhoon, en ook naar Wassenaar, daar mocht de
motor niet draaien, althans de schroef niet. Dus met een boom het havenkanaal in en uit duwen.
Toen dacht ik dat er een horloge in de boom hing, pa hem met een haak er uit gevist, dat viel tegen het was een leeg schoensmeerdoosje van "Nuggit".
In de jaren 30 waren de schippers kinderen in Nijmegen op de stadsscholen niet zo welkom. 4 lagere scholen heb ik daar bezocht, toen eindelijk de "Klokkenberg” in het Vijfringengas een schipperskinderenklas onder leiding van Meester
Beekhoff opende.
We voeren ook nogal eens steen van Wamel naar het Oosterham rikkanaal in Groningen, dat betaalde fl.146, en leeg terug naar Nijmegen, via het Noord-Willems kanaal, Assen, Smilde, Meppel, Zwolle en Katerveer.

En waren we s'morgens om een uur of zeven in Dieren of De Steeg dan werd ik met de fiets aan de wal gezet om in Nijmegen om negen uur mee te loten, op dat moment trok mijn Vader even het handel uit en liet het schip even drijven, want de wet was zo dat er onder het loten niet gevaren mocht worden.
We zijn ook eens met een 60 ton steen naar St.Anna Parochie geweest, en de volgende reis naar Oude Bildzijl al waar de inwoners naar het kanaaltje kwamen kijken naar dat grote schip van 81 ton, er was toen nog nooit zo'n groot schip geweest.
We voeren ook veel door de Leuvehaven in Rotterdam onder een lage brug onder het Blaak door en het Hol (zo werd die tunnel onder de Hoogstraat genoemd), dan de Raambrug, Stokvisverlaat naar de Reserveboezem.

Wij puften met die 24 p.k. Climax die in Liesing bij Wenen, dus in Oostenrijk gebouwd was op de Waal soms de raderboten die een stuk of tien twaalf kasten er achter hadden voorbij.

Ik zag ook wel eens een Hagenaar die nog geen motor had, meeslepen op de "bil van de boot" die slepen gingen zo een 4 kilometer per uur opvarend, en wij liepen zo een 7 kilometer leeg op.
Ook gingen we dikwijls naar Den Haag, Loosduinsekade, of naar de Veenkade.
Aan de Trekweg in Den Haag bij de gasfabriek moesten we over de Boom, dat was onderwater drie ijzeren balken
volgestort met beton, die lag zo 1,40 meter onder water, als men daar overheen was voer men in de stad niet meer vast.
We voeren langs de Pletterijkade, Veenkade en Bierkade waar twijfelachtige dames aan ons zwaaiden.
Er werd een vlet gehuurd en de gehele familie de Mik moest helpen met steen overzetten, zelfs de grote schippersvlet werd volgeladen, daar ging ook nog een last steen in.
Het roer werd 20 cm. opgetakeld en zo ging de sleep de stad in. Een van ons moest aan het
stuur van die vlet.
Steen naar de binnenstad van Den Haag betaalde goed, hoeveel weet ik niet.
Vader schreef ook in om bieten te varen op Dinteloord, maar hij was er nooit bij, dat vond hij vreemd, dus protesteren.
Hij schreef een brief en kreeg het volgende antwoord terug:
"Ze twijfelde of de schipper of schip wel geschikt was voor de Zeeuwse stromen, en aangezien ze genoeg schepen hadden waar ze niet aan twijfelde, hadden ze hem maar uitgesloten”.
Pa weer protesteren, en de eerstvolgende herfst hebben we misschien weer niet mee geloot, maar dat weet ik niet zeker, wel stonden we boven aan de lijst, en Vader zag het al aankomen, ze zouden die lastige schipper wel mores leren.
Direct naar de lastigste haven van Zeeland.
De piet Schenge polder, 4 km. door de schorren, een bochtige geul met stekken, een bocht vlak bij de haven, die moest men zelfs met een draad aan een paal rondstoppen, maar wat bevrachter Smout niet wist, dat Vader wel graag uit De Piet voer, want het betaalde een rijksdaalder van het last, dus 40 maal fl. 2,50 is fl. lOO van een reisje.
We deden ongeveer 9 reisjes in de campagne, dus was de bruto vracht van de gehele herfst fl. 900 en daar moest die binnenstatter 18 keer voor over het Engelse vaarwater, maar Pa was zeeman geweest, dus maakte hij die aak pot dicht, kleden helemaal over
de deklast heen, het luikhoofd voor het mastdek goed gespalkt.
De schippers die in Kats lagen draafden wel eens naar de hoek van het "Scheld", daar gaat Kees de Mik, die mot verzuipen!
De gehele kop eronder, de mastkoker buisde, maar er kon geen water in, de vooronderklap en kluisgat potje dicht! en aan het eind van de campagne hoorde ik mijn Vader tegen mijn Moeder zeggen:
Griet we hebben nog een best jaar gemaakt!"
We deden na de campagne in December ook nog een vrachtje brouwgerst van bevrachter Jan Roose uit Goes naar een bierbrouwerij in het Westen, of in Wemeldinge werd het ruim in het stro gezet en laadden we een winterreis aardappelen naar de markt in Amsterdam.
Zo liep het op 10 Mei 1940 aan.
We waren uit Nijmegen weggestuurd en lagen in Beuningen bij een steenfabriek, een oud marineschip "strijkijzer" genoemd lag op de rivier te drijven.
s'Morgens om 6 uur van de 10e Mei plofte de toen grootste boogbrug van Europa met een doffe knal in de Waal.
Wij voeren toen met een vlootje binnenschepen de Waal maar af, wat van die Duitse grens vandaan, wisten wij veel! !
Bij Zaltbommel zagen we nog een vliegtuig
neerstorten, we zouden naar Rotterdam varen, maar onderweg werd er geroepen dat vanaf de Maasbruggen wordt er geschoten, toen zijn we aan de binnenkant van de kasten aan de Oude Plantage gaan leggen, eerst dorsten we nog boven te komen en zijn nog gaan hamsteren aan de Oostzeedijk.
Maar al gauw werd het bovendeks bloedlink, want er werd geschoten vanuit de Plantage naar het Antwerpse hoofd, en nadat de Stuka's 14 Mei over ons heen vlogen, we de brandbommen zagen vallen, door een openliggend luik uit het ruim vandaan, toen zijn we de 15e Mei met een witte vlag in de mast naar Krimpen a/d IJssel gevaren.
Bastiaan van Strien, de matroos van schipper Oechies, die is mee gevaren, en ..is een paar dagen later naar zijn familie in Raamsdonkveer gaan lopen.

De reden dat Bas meegevaren is en zijn schipper in de steek liet was als volgd, de vrouw van Oechies moest bevallen, de schipper was de 9e Mei naar het Noordereiland gegaan, en kon de 10e Mei niet meer terug naar boord, en Bas kon niet aan eten komen, vandaar!
Al die reisjes die er
gedaan zijn weet ik niet meer, het zou bij opsomming ook te langdradig worden. De 11e April 1943 is Vader na 3 weken in het Eudokia ziekenhuis in Rotterdam te hebben gelegen, aan de gevreesde ziekte overleden, het schip lag toen bij de Pieter de Hooghbrug in de Coolhaven. Na enkele weken nog te hebben gelegen, om de grote slag wat te verwerken, moest er toch weer centjes verdiend worden, want in die bezettingstijd werd door die zwarte markt alles steeds duurder.
In Mei werd ik 18 jaar en met Moeder en een zuster aan boord ging het varen best. Als die Climax-gloeikop motor een kuur had, brandde ik mijn vingers wel eens, maar ik hield hem draaiende, de kwaliteit van het materiaal was goed.
Met die kruklagers van die motor was ook iets bijzonders, het was geen witmetaal maar bronzen stukjes in zes delen, die kon men in voorraad aanschaffen, ze lagen los van de krukpen en los van de krukas.
Ik heb nadien nooit meer gehoord dat een andere
motorenfabriek dat systeem overgenomen heeft.
Intussen was het Mei 1943, midden in de oorlog, om alleen reizen te krijgen die niets met de bezetters te maken had, dat viel niet mee.
Er was alleen “Varen voor de voedsel voorziening" maar het werd steeds minder met het voedsel, er voeren nog wat schepen veenpiepers uit het Noorden, mijn vrouw der vader voer kool uit Noord Holland naar de steden.
Wij hebben nog drie reizen wijn gedaan, we laadde bij distilleerderij Coeberg aan de
Noordvest in Schiedam, Harry Tromp was de bevrachter.
De flessen werden los in het ruim gestapeld zonder stroo, en door de holdeur die niet verzegeld werd konden wij ook nog een druppeltje meedrinken.
Bij het aanmaken van de sleep aan de Steenplaat in Rotterdam kwamen we nog klem te zitten tussen twee grote sleepschepen we hoorde de flessen sneuvelen.
Op de losplaats in Steil zagen dat de buikdenning rood was van de wijn, het was frontwijn en het ging daar in een klooster.
We laadden daar weer oude dakpannen voor de Zuid-Bevelandse dijk aan de Egbert Petrus polder.
Een geul was er niet meer, zo maar met hoog water de plaat op, we kregen voor die reis zomaar een bon voor 125 liter gasolie, slingerolie werd het ook wel genoemd, want in Zeeland hoefde men de olietank niet hele maal leeg te draaien.
In de zandplaat zochten we naar haantjes, die deden we koken, uit de schelp halen en dan bakken, een delicatesse vooral in die schrale tijd.
Dan werd er in Den Haag door de Duitsers in de Houtrusthallen hout in blokjes gezaagd en verschillende
"wagenbruggers" deden dat laden, het ging naar Amersfoort en Groningen.
We sleepten een keer met een vlootje binnenschepen de Rijn op, een stoombootje lag er aan te trekken, die kon geen druk houden, dus geregeld lag de sleep stil; hup, de schippers of de jeugd in de roeiboot, met melkkannen
de boer op, of als het melkerstijd was zo vers van de koe.
Hadden we een halve liter, dan in een fles, schudden en kregen een klontje roomboter, zo ging dat toen, ondanks de trieste tijd was er veel eensgezindheid of te wel lotsverbondenheid.
In Woubrugge lagen we met een hagenaar uit Maurik betonstukken te laden voor Bergen op Zoom.
Ik weet het nog goed, ik ging met die schipper bij een keuterboertje, die op een watermolen zonder wieken woonde, om wat melk.
Hij zei: "omdat de
schippers vroeger ook altijd goede klanten waren”, kregen we nu samen? een halve liter.
Wij
ginnegappend het erf af! ieder een slok, op was de melk, naar de volgende boer, daar ging het beter en konden we een grote kaas kopen.
Die boer zei: "die moet je zes weken laten leggen, dan is hij het lekkerst”.

Nu we moesten in Bergen op Zoom die betonstukken lossen, met de handhijs lier er uit draaien, toen de schepen leeg waren was de kaas op.
Onbelangrijke anecdotes maar toch wel leuk, dat al typende in gedachten schiet.
We laadden ook steen in de Roodvoet een steenfabriek bij Maurik.

D.day lagen we met het schip in Eck en Wiel, maar we moesten het van geruchten horen.
De anode batterijradio hadden we allang in de Schelde gegooid, veel te gevaarlijk een radio aan boord bij controle door de Duitsers.
Kranten waren een blaadje en allemaal propaganda, en die nog een radio weggestopt had, en naar radio Oranje luisterde, die liep er wijselijk niet mee tekoop.
Zo ook de "Dolle Dinsdag", het gonsde van de geruchten Amerikanen, Canadezen, Engelsen rukten op, Breda was bevrijd!
Het was tegen de herfst 1944, we lagen in Dordrecht, Moeder twee zusters en ik waren aan boord.
Een zuster was intussen in Rotterdam getrouwd, en met haar man, een schipperszoon uit Apeldoorn met het m/s "Waltraud" naar Riga en Hamburg vertrokken.
Tot weken na de bevrijding hadden we niets meer van hun gehoord, maar ze hadden gelukkig de zware bombardementen in Hamburg overleefd, en waren in Blankenese aan de Elbe bevrijd.
Wij waren intussen maar weggevaren van Dordrecht, omdat er schepen aan het Groot hoofd gevorderd werden. met nog 6 kleine schepen zijn we in het Zuiddiep een stroomgeul, net boven het Lorregat in Puttershoek ondergedoken!
Nu zoals bekend kwamen voorlopig de bevrijders niet verder als het Hollands diep. voor het westen begon hongerwinter.

De Duitsers vorderde alles wat dreef, wij kregen nog 6 weken respijt, toen werd er een sleepboot die ook bij ons in het riet lag ondergedoken verraden.
Die eigenaar was in Willemsdom bij de kriegsmarine ingedeeld geweest en met dolle dinsdag gedrost, met laag water zagen we de
Duitsers aan komen lopen, zuster Lena direct naar dat bootje, die kapitein wipte net op tijd het riet in toen de patrouille aan de andere kant aan boord stapte met de opdracht om hem ter plaatse standrechtelijk te fusilleren, dat ging toen zo!
Z'n naam is Henk Marcus, kwam uit Papendrecht, hopelijk leeft de man nog, dan zal hij nu een 70 jaar zijn. Intussen werd dat ploegje schepen ook gevorderd, naar Puttershoek getransporteerd, er werd met geweld bij dat keersluisje achter in de haven gelijk water gemaakt en de schepen de Binnenmaas in.

De gezinnen waren al van de schepen af, en in het dorp gehuisvest. Toen kwam er weer een hogere Fuhrer!: “D'r aus met die schiffen! ! “

Ik vroeg nog om een leeg olievaatje, dat wilde ik zeker ergens voor gebruiken, maar die snacker brulde "wir nemen alles mit, ich haben dat gesagd”!!
Die vloot van 7 schepen werden door een sleepbootje met kruisdraden de Binnenmaas uitgetrokken.
De Corwi van schipper Muller was de laatste, die handige schipper zag zijn kans waar, want nog in de haven maakte hij een kruisdraadje los, de klipper schoot naar een kant tegen de vloeipalen, de andere draad brak, het bootje trok door, en de Conwi s'nachts naar een geultje in het riet beneden Puttershoekt laten zinken, gecamoufleerd, maar dat hoorden we pas na de bevrijding, want op dat moment moest geen hond het weten.

In die tijd ging het alleen maar om te "overleven", aardappelen, bruine bonen, erwten gingen we "lezen", bij een boer kregen we een liter melk in de week, en dan woonde we nog in het boerenland.
Soms ging ik met een "auswijs" op een oude fiets via de Barendrechtse brug nog wat eten brengen bij familie in Rotterdam.
Vanaf de suikerfabriek in Puttershoek werd de V1 afgeschoten, dus werd er prompt gebombardeerd.
De schippersgemeenschap was een hechte band, alle landsmannen waarvan veel Zeeuwen werden in de dorpsgemeenschap opgenomen ook al door die benarde tijden!
Maar eindelijk kwamen dan toch de vliegtuigen met wittebrood en lichtverteerbare kaakjes, er werden wat kopjes kaal geknipt, dorpfeesten georganiseerd, ik liep nog mee als raadpensionaris "Cornelis de Wit" in een historische optocht.

En toen op zoek naar onze "broodverdiener" de "Multatuli".
Op de fiets van Puttershoek naar Den Helder daar niets te vinden! terug naar Amsterdam naar de Oranjesluizen en daar het schepen register nageplozen.
Ja beet, de "Multatuli" was met een lading prikkeldraad geschut richting Enschede, die lading moest naar Lingen in Duitsland.
Misschien hebben ze gedacht dat men daar via het Rijn Twente kanaal kon komen?
Enfin, via de sluismeester in Eefde en de havenmeester in Enschede wisten we dat die ijsselaak op de bodem van de haven lag maar dat lagen alle schepen toen, want er was geen water in het kanaal.
De sluis in Delden was beschadigd. Zuster Greta en ik met treinen, bussen en lopen via een pontje in Deventer zijn we toch in Enschede aangekomen.
Een ondergedoken spoorwegman uit Amsterdam had er als schipper opgevaren, maar die was al vertrokken.
Dus ik wat stro gehaald bij een boer de kooien meegevuld, inproviseren! Na drie maanden kwam het water we lagen er met 7 schepen toen dreef de vloot.
Er was bij ons zoveel koper van de motor afgestolen dat die niet kon draaien, er kwam een bekende katwijker motor om zout naar Hengelo, die heeft ons meegesleept naar Nijmegen, een drijvend machine fabriekje, ene Korzelius net beneden de waalbrug in Nijmegen, die man had de leuke gewoonte om een sigaret op te steken, twee trekjes dan gooide hij hem weg.
Nu zijn personeel zo vlak na de oorlog, wist daar wel weg mee, het was een deskundige man, maar van een Climax motor had hij geen kaas gegeten, hij wist hem draaiende te krijgen, maar toen we ledig de Waal af voeren naar Puttershoek om op te huizen kregen we bij Vuren al een warmloper met die eerder omschreven kruklagertjes.
Toen naar "Warmtekracht" in de voorhaven in Rotterdam gesleept daar werkte Vonk een Climax deskundige die bij de geboorte van Lena in Den Haag uit de roef geplukt werd.
Met hem is alles in orde gekomen. Door de wederopbouw is er bij Duyvendijk in Lekkerkerk een nieuwe roef
opgezet, een flinke vooruitgang, de schroefas onder de vloer limba eiken betimmering.
En... een raam in de roef, prijs!! fl.1600.
Dat zou in deze tijd nog te weinig zijn voor een aanbetaling.
De eerste reis na de bevrijding weet ik nog, 80 ton landbouwgips van Nieuwerkerk a/d IJssel naar Middelharnis; vrachtprijs fl.200, zo scharrelde we door geheel Nederland, een enkele keer naar Belgie, dat was dan met 25 ton vlas naar de Leiestreek, ook voeren we nogal eens ledig naar Hillegom en laadde witte steen naar Zeeland en Limburg voor de wederopbouw van ons kaalgeplukte Nederland.
Zo respectievelijk huwden
mijn zusters met schippers van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden.
Dus bleef ik alleen met mijn Moe, dat was een door iedereen geliefde vrouw, een vrolijke Christin!
Ik heb nog veel vrachtjes met haar gedaan. Veel reizen brouwgerst uit Zeeland naar de Amstelbrouwerij in Amsterdam.
Wat waren daar die bruggen laag, ik schat 2,20 m, dus de roeiboot opgedraaid aan de ankerketting en vol water geschept.
Een herfst hebben we 7 maal bij gebroeders Landegent in Burgsluis geladen “Schipper kom je weer om 'geeste' zo was het dialect” daar, reuze kerels, die gebroeders om mee samen te werken.
Als we uit de kaai vloeide en er was een kouwtje wind van een reeftdam viel het voor de haven van Zierikzee al flink tegen, diepe golven omdat het zo diep was voor die haven. Moeder de Mik werd daar wel eens wit om haar neus, maar als we dan voor het stroompje aan de "vlakke hoek" waren voelde we ons "binnen".
In de zomer voeren we
ook zand naar Belgie dikwijls naar Bisseghem boven Kortrijk daar werd een vliegveld aangelegd, vandaar!
Zand laden deden we bij de Kaliwaal in Kekerdom daar pompte ze het zand eerst in bakken, en vooral s'maandags was het mooi uitgezakt. Als we Zondag hielden in Nijmegen moeten we morgenochtend om 6 uur weg zei een schipper die naast ons lag, want de Werkendammers vertrekken om 12 uur en zijn om een uur of acht in Kekerdom, nu hij had het kien bekeken, want we waren net het zandgat binnen of die grote luxe motoren, met Deutze Werke en
Industrie-Diesel klapte achter ons binnen.
Het was meestal werk voor De Wandel, een zandboer, een onaangenaam mens die in St.Amandsberg woonde, en daar er wel 10 bestemmingen op de charter stonden deed hij ons ook wel eens met grijns op z'n gezicht naar Yperen sturen.
Dat ging
toen nog moeizaam s'maandags van Terneuzen, s'zaterdags terug, alleen even wezen lossen.
Als de Oostzee vrij van ijs was kwamen er in Zaandam houtbootjes binnen. Loste we in de buurt, dan gingen we daar op af. 25 standaard hout naar Middelburg was een geliefd reisje, maar dat wisten de Zeeuwse aardappelschippers ook, dan maar 20 standaard naar Klundert voor fl. 120 en bloct, alles werd daar enbloc bevracht.
Op een kwade dag vond William Pont de grootste houtimporteer in Zaandam de binnenscheepjes te smal dus smaller dan 4 meter kreeg geen houtvrachtje meer.
Laat er nu net een IJsselaakje uit Krimpen a/d IJssel van 3,99 meter breed naast ons liggen. lk zie die schipper nog aan komen benen 2 zoons achter hem aanhollen zeer boos, hij kreeg in Zaandam geen reis meer, hup aanboord, de Clays motor op gang en ledig naar Amsterdam, daar gold die verordering niet.
Dezelfde schipper die mij in Nijmegen die tip van Kekerdom gaf lag ook in Zaandam naast ons het waren jonge mensen uit Zeeland en voeren op procenten met een .80 tonner met een 44 p.k.Hollandia gloeikopmotor.
Die jonge mensen hadden een meisje van enkele weken oud, die huilde zo, buurman kijk U er eens naar?
Ik de roef in, het kindje was zo mager, het leek wel een konijntje, ik dacht dit is niet best, ze lig uit tedrogen! en met m'n leken verstand had ik het, een goede dokter heb ik direct laten komen en die zei het zelfde, die Dokter was nog
een beetje in de familie' en die wist ik te wonen, die heb het meisje menselijkerwijs gesproken gered.
Ik zie haar nog elk jaar op het congres van "Schuttevaer" ze is een knappe schippersvrouw geworden en vaar met haar man op een modern motorschip, wat ben ik blij dat die buren toch even die vrijgezelle buurman binnen riepen, we zijn altijd en nu nog goede vrienden gebleven.

Na negen maanden verkering en na 3 maal een rendez-vous zijn we de 20e Mei 1953, dus in het rampjaar getrouwd het was en is nog een knappe schippersdochter, d'r Vader kwam van Bergen op Zoom, d'r Moeder van Axel, dus van "onskante" en ik heb geen spijt van m'n keus.
De watersnoodramp was intussen al gepasseerd, daar zal ik nog wat over schrijven. We lagen Zondag 1 Februari 1953 in de haven van Beverwijk, daar achter de hoogovens en de duinen lagen we met die extreme storm in Abraham's schoot we hebben niets gemerkt dat het zo hard gewaaid had die nacht, maar de radio vertelde het ons wel.
We laadde een partijtje plaatijzer naar Dordrecht, dat deden we in 3 dagen.
Toen kwam de evacuatie uit Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden pas goed opgang en Dordrecht was een opvangplaats.
Om die mensen het aanzien te besparen laadden we s'nachts een ruim vol nood-doodkisten, die werden per trailer aangevoerd van een timmerfabriek uit Enkhuizen, we brachten die sinistere lading naar het Middelharnisse hoofd, een onverschillege
marineofficier die daar zetelde moest ze ontvangen, wat die toen zei: zal ik maar niet typen, ik zag wel hoge bergen kleren in weer en wind op het haven hoofd leggen, de kisten zijn naar Oude-Tonge getransporteerd, daar waren vele doden.
We hebben terug natte gerst geladen in Stellendam, de dode kadavers lagen daar nog op de kade: later heb ik in Bruinisse op een zondag bij een alarm nog eens zandzakken gevuld, dat was onze betrekking met de ramp.
Met een dikke twee jaar met mijn vrouw met de Multatuli gevaren te hebben, verkochten we die aak met voor en nadelen aan Climax aan Jan van Elburg, dus die aak verdween na 42 jaar met naam en al uit de familie, en voer verder onder de naam.. .lnitio.
Mijn vrouw en ik hadden intussen via makelaar P.A. van Bouchoute te Terneuzen het mooie verlengde klipper(tje) de Ideaal van Hontenisse van familie van Denderen gekocht, Hij was in 1940 aardig omgebouwd, voorwaar met woning en motor een belangrijke vooruitgang, er stond een 44 p.k. kromhout gloeikop met Beekhoven verstelbare sproeiers in, als de motor warm was. trok ik in de stuurhut een handel omhoog, en kwam er een 80 toeren per minuut bij en de rook aan de pijp weg, ik had wel het idee dat dat Beekhoven systeem de motor op de lange duur wel molde, bij ons tenminste wel want na niet zo lange tijd kwam in Amsterdam een nieuwe 105 p.k. 5 cijlinder Kromhout in met een Reintjes koppeling, zo scharrelde we steeds wat vooruit met materiaal. Daar wij geen aanhangers waren van Multatuli, hebben we op die klipper de naam Mutatio gezet dat betekend verandering, intussen was ons gezin ook uitgebreid met een dochter die
Grietje genaamd werd, maar Greetje genoemd werd, ze is een Terneuzenaartje.
Zo kabbelde met ups en downs het mooie schippersleven verder. In de bietencampagne gingen we op Steenbergen
varen, nu een gezaperig fabriekje als daar was er in Nederland niet te vinden. Vlug in Zeeland met netten een vrachtje laden en dan weer 3 tot 4 dagen achter in de haven van Steenbergen wachten op lossing, er draaide toen daar nog een stoomkraan, net als in Statendam alwaar; we met een stoomkraan in een inham van de Donge natte pulp loste, dat interessante geluid van die stoomkraan (als de grijper met pulp omhooggetrokken werd) klink me nog als muziek in de oren. Om de moeilijke geul geladen veilig binnen te komen hadden de schippers gezamelijk een klein sleepbootje gehuurd, het volgend jaar was de geul wat recht gezogen, dus deden we het zonder bootje, een keer liep het zowat uit de hand. Ik zal het vertellen, of mevrouw van Veen de Koning-Gans die een ware dichtersgeest bezat die heb het mij via een Sinterklaas in het havencafeetje bij Kees en Kee Bijsters fijntjes met een chocholadewekkertje ingepakt als cadeau onder mijn neus geduwd. Hier volgd het leuke gedicht, dat mag men niet missen! ! !
JAN de MIK
Ik ben blij, dat ik je hier weer eens voor me zie staan
datje niet met je schip in de Vliet bent vergaan
onlangs op een nacht het was heldere maan
was je buiten de Vliet eerst voor anker gegaan
en half in je slaap, dacht je wel alle kaaien
 ik hoor Tinus Hage zijn motor al draaien
en als andere varen lig jij niet te knorren
dus gauw uit de kooi om je maat te gaan porren
de motor op gang en met slaperige kop
zette schipper de Mik hem toen volaan erop
van Damme en Hage zaten beide omhoog
want naast het nieuwe geultje was het nogal droog
ze dachten vol schrik is die vent nu besjokken
als hij zo door blijf draaien dan krijgen we brokken
maar voor hij "Susanne" of "Tijdstroom" kon raken
schoot hij ook aan de grond, je hoorde het kraken
de"Mutatio" die zwaar was met bieten beladen
maakte plotseling slagzij van wel veertig graden
in de roef is daardoor dat begrijpen we allen
wel het een en ander in diggelen gevallen
en door het lawaai van die brekende rommel
schoot Jan de Mik pas eerst goed uit de dommel
hij nam toen meteen een helder besluit
direct rechtsomkeer en de Vliet maar weer uit
een poosje na zijn verschrikt ontwaken
voer hij haarfijn erin zonder te raken
Jan de Mik och je weet het al jaren
De Vliet, wordt enkel door wakkere mannen bevaren
als je nog eens in donkere of maanlichte nachten
voor anker ligt om een goed tij af te wachten
zet dan deze wekker en vaar voortaan niet
met een slaperige kop op de Steenbergse Vliet!

Ik vond het een leuk gedicht om het de lezer door te geven, er voeren nog twee familieleden bieten, dus koffiepraat genoeg en we hebben in cafe Bijsters biljarten geleerd, bij een goede carambole stampten we met de keu een putje in de houten vloer.
Kwam men s'maandags onder de pulpschuif, dan kon men uitslapen tot zaterdag want de boeren reden dag en nacht, alleen de Zondag kwamen de schepen weer in de running. Er werden met de Mutatio velen reisjes gedaan te veel om op te noemen.
Vele bestemmingen zoals de doorsnee schipper van die tonnenmaat deed.
De grootste calamiteit na die nieuwe motor inbouw was een flinke aanvaring in Heusden.
De nacht na een Pasen lagen we geladen met 100 ton tarwe voor Aarle Rikstel ten anker in Heusden met de kentering van het tij lagen we even dwars in de rivier, dat was funest want 2 ledige zandmotorschepen uit Raamsdonkveer die gekoppeld voeren een met 90 PK industrie diesel motor, een met 120 P. K. DAF die keken ons ankerlicht voor een licht van een scheepswerf aan, en kleunde volle kracht op de roef, er waren geen gewonden, als troostprijs leverde het een geheel nieuwe roef op, de verzekering dekte schade.
Van die lekker draaiende Amsterdamse autobusmotor (in vele bussen lagen achterin dezelfde motoren te knorren) hebben we niet zo lang genoten, er stond 1200 draaiuren op toen werd door een oom van mijn vrouw een
mooie rijnspits aangeboden, we waren nog jong, ik kreeg nog een duwtje van mijn vrouw en kochten die spits.
En op 2 januari 1964 werd de Mutatio verkocht aan schipper Kees Baay uit St.Annaland, op de zelfde dag werd de aankoop beschreven van de 327 ton metende motorspits
"Capo" en omdat het toen een snelvarende spits was met zijn 120 p.k. langzaam lopende 4 cijlinder Deuze Werke motor konden we ons veroorloven om de vlugge naam "Gazelle" er op te zetten, later werd dat vlugge varen helemaal achterhaald.
In die 20 jaar dat we er meegevaren hebben is schip en motor een sukses geworden.
Hij was klein van ruim en draagvermogen op 1,80, maar dat wisten we van te voren.
Frankrijk, Belgie en Terneuzen waren in de jaren '60 het land van de spitsen!
Voer men door Belgie dan zag men vooral langs de Rupelstreek en Benedenschelde op vele werven en dokjes nieuwe "sigarenkistjes", zoals ze ook wel genoemd werden, in aanbouw.
In Terneuzen deden 3 leuke mopjes over spitsen de ronde:...
Als je hier een puts water schept, zit er een spits in ...
Heb je nog maar een? ...
Als je zoon gaat trouwen, en je geef hem geen nieuwe spits cadeau, kijkt hij je nooit meer aan!
Maar dat waren maar grapjes!
Nu hadden we ook een spits en de tweede dochter Marina was inmiddels geboren, het gehele gezin aan boord, dus gaan we Frankrijk ook maar eens verkennen.
145 ton sisal van Rotterdam naar Epinal in de Vogezen via Belgische Maas, Franse Maas-Moezel, 14 dagen varen in een mooi traject met overweldige gebergten,
terug met losse soda van Varangeville via het Marne I Rijnkanaal-vale de Soissen-dise-Sarnbre naar Coillet bij Charleroi.
Generaal de Gaulle was president van Frankrijk, ook een goede generaal want met zijn martiale postuur stond hij met een. defile rechtop in zijn voiture, niet bang voor een verdwaalde kogel, hij droop van Vaderlandsliefde, ook chauvinismewas hem niet vreemd.
Ik zie hem nog staan op een televisiescherm op zijn balkonnegie op het Elyssee, zijn armen wijd uitgestrekt en hij schreeuwde: "Exportation", nu daar moesten juist de spitsenschippers het van hebben, met daarbij het Canal du Nord en de graanschuur van Europa bij de hand.
De borden op de "Bourse de Affrettement" waren te klein de vrachtprijzen vlogen omhoog, daar wilde letterlijk en figuurlijk Jan en Sara de Mik ook wel een graantje van meepikken.
Met kolen uit
Duitsland naar Frankrijk lossen, dan alles slopen tot de kruiplijn en leeg opvaren dan graan terug.
In Nestle(spreek uit Nel) hebben we indertijd ook tweemaal een lading losse kristalsuiker geladen.
We moesten er mee naar Dusseldorf, daar ging er vismeel door en voor veevoer weg.
In die veertig jaar schipper dat ik gevaren heb, kwam ik in de omstandigheid om 4 mensen uit het water te halen.
2 op een reis, we waren met een lading alluminiumbauxiet en voeren in het Canal du Nord, en daar lag
een zoontje van een boer te spartelen, die had zitten vissen en in het kanaal gevallen, dus met schipper van Dijk die achter ons voer, dat kind eruit gepeurt.
We moesten naar Viry Chattilon boven Parijs en net toen we aan wilden leggen, viel er een Frans schippersmeisje in de Seine, dus haar er ook uitgeplukt!
Dan ben ik content dat ik schipper Snoei die midden in de IJssel in Krimpen bij Duyvendijk van een Roteb bakje viel er uit heb kunnen halen.
En nog een touriske die te ver voor overboog en in de Oranjesluizen viel, misschien heb ik een paar levens gered, dat weet men nooit?
Enkele jaren had ik maar 2 telefoon nummers in mijn
portemonnai , die van bevrachter Hovestadt in Rotterdam en bevrachter Thiebout in Doornik dus elke reis met zand de Schelde op, in de buurt van Doornik lossen, dan in Thieu, Obourg of tussen Antoing en Kain losse cement of klinker laden.
We hadden ook met bemiddeling van Thiebout in Peronne een ijzeren buikdenning laten leggen, en dat was voor zulke "marchandise" (lading) een groot sukses.
Ook in Belgie hadden de aannemers die de Schelde verruimde de eigenaardige gewoonte om nieuwe stukken Schelde voor de vaart open te stellen, terwijl dat eigenlijk nog niet kon, zo ook een klein sasje in Zwijnaarde, een vrouwelijke ingenieur stelde het open, dat ging goed zolang er geen hoogwaterregiem heerste.

Maar als er wel hoogwater was en wel een voet verval in dat openstaande sasje stond, waren het nog ovenwegend spitsen, die er dan door twee sterke sleepboten doorgetrokken werden.
Er speelde vreemde taferelen af in dat sasje, een klipper compleet zijn kop eronder!
Wij knalde zo hard tegen de sluiswand aan, de Gazelle lek! een scheurtje in de kimmen, een spits met zand geladen is toch al niet zo sterk.
We hebben toen een gezellige tijden gehad een leuk ploegje schippers die het zelfde werk deden.
Zondags aan de kaai in Doornik gingen we de stad in of lopen naar de Mont St.Aubert.
Maar zoals alles veranderd, zo veranderde de vervoerstechniek en het zand kwam met grote schepen naar Gent, cement en klinker werden minder, wij werden die stof rommel een beetje zat, dus gingen meer veevoeders varen, al stond vrouwe de Mik ook niet te gillen van blijdschap als we met de wind naar achteren in de Europoort tapioca moesten laden.
Ik ga zo zachtjesaan deze autobiografie maar eens afronden. Nog twee feiten zal ik typen voor onze nabestaanden, en /of
andere belangstellenden voor deze epistels, het is niet wereld verheffend maar zo maar aardig om te lezen wat een all-round schippersechtpaar zoal meegemaakt heeft en hun kossie verdiend heeft.
We hebben ook nog eens twee campagnes natte pulp gevaren van Oud-Beierland naar Oosterhout, we deden 3 reizen in de 14 dagen, laadde 25 ton over de ijk, het was wel water maar werd wel mee gemeten, dat was financieel een goede business.
In een havencafe in Oosterhout werden de
vrachtpenningen a contant uitbetaald.
Driemaal in de veertien dagen stond ik met mijn neus boven een stertabaktrommeltje waar de lapjes van honderd in lagen die dan van eigenaar verwisselde.
We maakte waarschijnlijk ook de fout om niet te investeren dus een paar jaar later waren er weer vele lapjes verdwenen naar een groot gebouw bij de parksluizen, de Puntegaalstraat die ook wel pluk me kaal straat genoemd werd.
Maar ja! tollenaren waren er in de tijd van de Bijbel al, die zullen er ook altijd wel blijven.
Daarom zeg ik tegen mensen, die al wat ouder zijn en wat centjes hebben.
"Leef nu! ! !”
Nog een anecdootje! het gebeurde in Antwerpen, het was wel meer voorgekomen, maar niet zo
leuk voor een schipper met een charter om direct te laden zoals bij ons.
We hadden in Baasrode gelost en telefonisch een reis aangenomen plaatijzer van een groot dok in Antwerpen naar Geldermalsen.
Het was eind november 1977 en 9 December zou onze oudste dochter in Rotterdam gaan trouwen, en fin we schutte s'avonds leeg op in de Rooyersluis we gingen in dat kleine dokje op nummer 50 leggen, om de andere dag eerst de charter te halen, maar wat gebeurd er s'nachts zonder ons te waarschuwen werd er een grote oost-europese zeeboot precies voor dat dokje afgemeerd er kon geen roeiboot meer uit.
Om 6 uur twee pijpen er in, hij ging twee dagen liggen laden.
Elke schipper weet hoe moeilijk het is om een zeeboot van de kant te krijgen, de silobaas zei: Je hoeft hier niet te laden, dus had je hier niets te maken. ik ken geen woord Engels, zostaande Russisch, de kapitein lag te kooi, het was wind stil, met een Engelssprekende silobaas en doos sigaren en een goedwillende bootsman wisten we hem onder schaftijd toch 5 meter van de kant te duwen, wij onder de kabels door, vlug naar de laadplaats.

Toen was daar de saneringsregeling, eerst de kleine schepen later de wat grotere. Een bevriende schipper uit Herwijnen had besloten om te gaan saneren.
Bij ons in de stuurhut rekende hij het eens haarfijn voor ons uit.
Sara moest een operatie ondergaan, schip en motor waren 44 jaar oud, mijn leeftijd was 58 jaar, net gunstig om mee te kunnen doen.. ..zodoende wonen we nu al weer 16 jaar in deze flat, negen hoog op het Antwerpse hoofd met een riant uitzicht over de rivier, Maasboulevard, Capelle en Krimpen a/d Ijssel.
Leed in de familie is ons ook niet voorbijgegaan. Henk van Ulsen een bekende acteur uit Kampen deed het zo verwoorden..
De grote verdwijnslag is ook bij mij begonnen. Eerst je ouders, je broers, je zusters, ik zie ze gaan, Een voor een! Cést la vie!
Drie zwagers zijn al uit de tijd, dan zuster Lena, een neef en een nicht, twee nog betrekkelijk kostbare jonge levens aan die gevreesde ziekte gestorven. Met een neef vaar ik soms mee. Het valt
niet mee! de aardigheid is uit zijn leven.
Er zijn er zo velen, maar dat is voor de betreffende achterblijver een dood doener. Het leven gaat onherroepelijk verder, dus proberen we te maken wat er van te maken valt! En als men gezond is, gaat dat wel. Ik eindig dit lange relaas en breng verder mijn tijd door met verhalen schrijven over vroeger en nu, wat lezen, soms schaken of rummicub, televisie kijken, autootje rijden en het schrijven van ons levensverhaal: zie hier. ...punt.
Rotterdam de 23e April 1999
J. de Mik. en S.M.de MIK van OOST .