Home |
Generatie 14
(1565 - 1625)
De zeventien Nederlanden in 1559-1609 | |
"De stomme van Kampen", Thea Beckman Hendrick
Avercamp is de oudste zoon van een apothekersgezin en is doof. In de
zestiende eeuw betekent dat dat je niet meetelt in de maatschappij, want
je kunt niets horen, je kunt niet praten, laat staan dat men je iets kan
leren. Maar zijn moeder legt zich er niet bij neer en leert hem, met een
zelf bedachte methode, schrijven en lezen. Het blijkt bovendien dat
Hendrick tekentalent heeft. Als de IJssel tijdens een strenge winter
dichtvriest is hij niet weg te slaan van het ijs. Gefascineerd kijkt hij
naar de mooi aangeklede mensen en de vrolijkheid. 's Avonds thuis probeert
hij die schaatsers te tekenen. |
|
Gouden Eeuw, in het algemeen een tijdperk van welvaart en culturele bloei; in verscheidene wereldbeschouwingen de eerste van de vier fasen in een cyclische wereldbeloop: een gouden, een zilveren, een koperen en een ijzeren eeuw; in de Nederlanden en in Frankrijk duidt men met de Gouden Eeuw de 17de eeuw aan. | |
Filips II (1527-1598), zoon van Karel V en Isabella
van Portugal; vanaf 1555 koning van Spanje, de Nederlanden, Sicilië,
Napels, Milaan en de Franche-Comté; huwde met Maria van Portugal, Maria
van Engeland, Elisabeth van Valois en Anna van Oostenrijk, uit welk
laatste huwelijk zijn zoon Filips III geboren werd; in 1568 kwamen de
Nederlanden tegen hem in opstand; hij liet in 1588 de Onoverwinnelijke
Vloot, de Armada, bouwen, die in datzelfde jaar door de Nederlanders en de
Engelsen werd vernietigd. |
|
Tachtigjarige oorlog, tussen Spanje en de Nederlanden (1568-1648); hieraan lag een complex van oorzaken ten grondslag, onder meer het verzet tegen een aanslag op de autonomie, op de vrijheden der gewesten, verzet tegen de godsdienstvervolgingen, de eis van godsdienstvrijheid en handelspolitieke belangen; Spanje verloor in deze strijd zijn overheersende plaats in de Europese politiek; van 1609-1621 Twaalfjarig bestand. |
1568:
Slag bij Heiligerlee. e eerste veldtocht van Willem van Oranje op
Nederlands grondgebied.
1572: Verovering Den Briel door de watergeuzen. De watergeuzen zijn vrijbuiters, onder wie veel verarmde edellieden, die leven van zeeroof. Zij worden door Willem van Oranje geronseld voor deelname aan de opstand en vormen een soort 'marine'. Onder aanvoering van Willem van Lumey, graaf van der Mark, veroveren zij met een vloot van 26 schepen bij verrassing Den Briel, en kort erop Vlissingen en Veere. Dit is het sein voor het uitbreken van een algemene opstand die snel om zich heen grijpt. Het grootste deel van de Hollandse steden sluit zich aan. Willem van Oranje wordt benoemd tot stadhouder van Holland. Alva bereidt een omvangrijk tegenoffensief voor.
1572-1573: Het Beleg van Haarlem. 13.000 man Spaanse troepen onder commando van don Frederik, de zoon van Alva, belegeren Haarlem, een strategisch gelegen vestingstad tussen de Noordzee en het IJ. Het beleg vormt het begin van een hevige strijd om de Hollandse vestingsteden. De Haarlemse burgers, mannen en vrouwen (de laatste onder aanvoering van Kenau Simonsdochter Hasselaar; door haar toedoen werd de Nederlandse taal met het woord 'kenau' verrijkt) en het garnizoen onder commando van de heldhaftige watergeus Wigbold Ripperda, verdedigen de stad met grote verbetenheid. De stad valt uiteindelijk door uithongering in Spaanse handen. Het garnizoen en talloze burgers worden onthoofd of verdronken in het Spaarne. De triomferende belegeraars zelf betalen eveneens een hoge prijs: 5.000 doden, voornamelijk door ziekte, ontberingen en verwondingen.
1573-1574: Beleg van Alkmaar. 'Van Alkmaar begint de victorie', luidt het bekende historische gezegde. Spaanse pogingen om de stad door middel van stormaanvallen in te nemen mislukken. Het leger van don Frederik trekt terug op het moment dat de dijken worden doorgestoken en het platteland rondom de stad onder water wordt gezet. Evenals in Haarlem staat ook hier een watergeus aan het hoofd van het garnizoen: Abraham Cabeljau. Het mislukte beleg is een zware tegenslag voor Alva.
1573-1574: Beleg van Leiden. Vergeefs beleg van Leiden door de Spaanse generaal Valdez. De bevolking lijdt honger maar houdt vol (6.000 burgers sterven van de honger). Het platteland rondom Leiden wordt onder water gezet en de Spaanse troepen zien zich genoodzaakt halsoverkop weg te trekken wanneer hun laatste bolwerk, de Lammenschans, door het water wordt bedreigd. De bevolking treft op de verlaten Lammenschans alleen nog potten met dampende hutspot aan. Door deze overwinning blijft het gewest Holland voortaan vrij van Spaanse troepen. De datum van Leidens ontzet, 3 oktober, wordt (vanaf 1890) jaarlijks gevierd met een groot stadsfeest en het eten van een hutspotmaaltijd.
1574: Slag op de Mokerheide. Nederlaag van de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau tegen de Spaanse generaal d'Avila bij Mook aan de Maas. Beide graven sneuvelen. De huursoldaten weigeren het gevecht en lopen weg onder het uitroepen van "geld! geld!". De betaling, disciplinering, training en aanvoering van de militairen zijn op dit moment nog een groot probleem. Pas prins Maurits zal er na 1585 in slagen het leger te moderniseren en te disciplineren, zodat een meer professioneel type soldaat ontstaat.
1576: Pacificatie van Gent. De zeventien gewesten sluiten een overeenkomst om de Spaanse troepen te verdrijven. De Staten-Generaal krijgen het opperbevel over de gezamenlijke troepenmacht, het 'Staatse leger'. Dit vertoon van eendracht gaat drie jaar later alweer verloren wanneer de zuidelijke en de noordelijke provincies elk een aparte unie sluiten, de Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht, waardoor in de toekomst een tweedeling onvermijdelijk wordt.
1584: Moord op Willem van Oranje. De Franse katholiek Balthasar Gérard (in Nederland altijd Gerardts genoemd) vermoordt Willem van Oranje in het Prinsenhof te Delft. Dit is een groot verlies voor de opstandige gewesten omdat Willem door zijn bezielende leiderschap de spil van het verzet tegen het Spaans bestuur was geworden. Willems devies 'Je Maintiendrai' ('Ik zal handhaven') prijkt tegenwoordig nog altijd op de KL-uniform.
1587: Prins Maurits van Nassau benoemd tot bevelhebber. Prins Maurits, een zoon van Willem van Oranje, was in 1585 al stadhouder geworden van Holland en Zeeland. Nu wordt hij benoemd tot bevelhebber van de troepen van deze gewesten. Op 8 maart 1589 zal zijn benoeming plaatsvinden tot bevelhebber van het Staatse leger op het hele grondgebied van de Republiek. Maurits wordt de onbetwiste leider van de opstand en groeit uit tot een van de toonaangevende veldheren van Europa. Hij reorganiseert en moderniseert het Staatse leger. Hij onderneemt na 1590 vrijwel jaarlijks een succesrijke veldtocht, waardoor een groot deel van Nederland in handen van de opstandelingen valt.
1590: Verovering van Breda. Breda valt in handen van Maurits door een list: soldaten worden in het turfschip van Adriaan van Bergen de stad in gesmokkeld en weten het Spaanse garnizoen te verrassen.
1592: Beleg van Steenwijk. Met deze succesvolle belegering begint Maurits aan de veldtocht van dat jaar. Na Steenwijk vallen hem ook Coevorden en Ootmarsum nog in handen. Steenwijk ligt aan de strategisch belangrijke toegangsweg naar Groningen. De Spanjaarden beschouwen de sterke vesting als onneembaar en dat maakt het voor Maurits extra aantrekkelijk om juist deze stad in te nemen. Genie en artillerie spelen, zoals bij elk beleg in die jaren, een belangrijke rol. Genisten worden in die tijd 'sappeurs'genoemd: zij leggen loopgraven aan (sappe= loopgraaf) die de aanvalstroepen tot vlak voor de muren van de vesting moeten brengen.
1593: Beleg van Geertruidenberg. Maurits laat voor het eerst zien hoe een 'moderne' belegering in zijn werk gaat. De stad wordt in zijn geheel omsingeld met omvangrijke loopgraven, grachten, schansen, dammen, dijken en bolwerken, van waaruit de aanval wordt geopend. Daarbij worden meer dan 100 kanonnen ingezet. Toeristen uit binnen- en buitenland komen naar het spektakel kijken.
1600: Slag bij Nieuwpoort. De bekendste slag uit de Nederlandse geschiedenis. Maurits was eigenlijk op weg naar Duinkerken om de beruchte kapers aan te pakken, maar stuitte onderweg bij het havenplaatsje Nieuwpoort op de gecombineerde troepenmacht van Albrecht van Oostenrijk en de Spaanse generaal Mendoza. Het was Maurits eerste echte veldslag. Hij behaalt een klinkende overwinning.
1602: Beleg van Grave. Maurits wil in de zomer van dit jaar liever de Spaanse legers in de Zuidelijke Nederlanden aanvallen, maar deze ontwijken de slag. Daarom keert hij terug naar het noorden en slaat met een leger van 20.000 man het beleg voor de belangrijke vesting Grave aan de Maas. De verdediging kan over nauwelijks meer dan 1.500 man beschikken, maar rekent op hulp van een ontzettingsleger. Maurits heeft echter de stad goed omsingeld en bovendien zijn eigen troepen door middel van veldversterkingen goed beschermd tegen een aanval van buiten. De verdedigers beschikken wel over veel uithoudingsvermogen, zodat het beleg toch nog de hele zomer voortduurt. Uiteindelijk geeft het garnizoen zich in september over, net op tijd voor Maurits, omdat hij ten gevolge van het snel stijgende waterpeil in de Maas het beleg spoedig had moeten staken.
1609-1621: Twaalfjarig bestand. Met de sluiting van een wapenstilstand in 1609 eindigt de eerste fase in de Tachtigjarige Oorlog. Het betekent een feitelijke erkenning van de Republiek. In 1621 wordt de strijd hervat, maar die is dan eigenlijk van karakter veranderd. Het Noord-Nederlandse grondgebied is min of meer bevrijd. De strijd is voortaan defensief en voltrekt zich langs de grenzen waar talrijke vestingsteden zijn.
1622: Bergen op Zoom ontzet. De Spaanse veldheer Spinola belegert de vestingstad Bergen op Zoom. De stad 'houdt zich vroom' (dapper) en wordt door Maurits ontzet. |