Home

tijdgeest

 

Generatie 15

(1535 - 1595)

 

   

"De val van de Vredeborch", Thea Beckman

Het is 1548. Jan Jacobs van Leemputte is twintig jaar oud en brouwersknecht in Antwerpen. Hij wordt verbannen uit zijn geboortestad, omdat men hem verdenkt van ketterij. Hij gaat op pad om in een andere stad zijn geluk te beproeven. Voor een goede brouwersknecht is er immers altijd werk! In de buurt van Utrecht ontmoet Jan Jacobs een meisje, Catharina Berges van Voorne. Zij belooft hem een baantje in de brouwerij van haar broer Willem. Zo belandt Jan Jacobs in Utrecht. Hij trouwt met Catharina en wordt eigenaar van de brouwerij. Het gaat de Leemputtes voor de wind. Maar dan wordt het 1566...

Beeldenstorm, inquisitie, Spaanse overheersing. Ook aan Utrecht gaat dit alles niet voorbij. Aan de rand van de stad, binnen de muur, bevindt zich de Vredeborch. Vanuit deze burcht houden Spaanse soldaten de stad en de omgeving in de gaten. Alva komt met grote legers naar de Nederlanden. De troepenmacht op de Vredeborch wordt versterkt. Soldaten worden bij burgers ingekwartierd, ook bij de familie Van Leemputte. Er volgen veelbewogen jaren. Het ziet er naar uit dat de Vredeborch ooit zal vallen.
Alessandro Farnese, hertog van Parma (1547-1592); regeerde als Spaanse landvoogd Nederland sinds 1578, wist het grootste deel der Nederlanden voor Filips II te heroveren; bewerkte de Unie van Utrecht in 1579; nam o.a. Antwerpen in, maar begon terrein te verliezen in 1588 na de nederlaag van de Armada, vooral echter door het deelnemen aan de Drie-Hendrikkenoorlog in Frankrijk.

Filips II (1527-1598), zoon van Karel V en Isabella van Portugal; vanaf 1555 koning van Spanje, de Nederlanden, Sicilië, Napels, Milaan en de Franche-Comté; huwde met Maria van Portugal, Maria van Engeland, Elisabeth van Valois en Anna van Oostenrijk, uit welk laatste huwelijk zijn zoon Filips III geboren werd; in 1568 kwamen de Nederlanden tegen hem in opstand; hij liet in 1588 de Onoverwinnelijke Vloot, de Armada, bouwen, die in datzelfde jaar door de Nederlanders en de Engelsen werd vernietigd.

Filips II wil de 17 Nederlandse gewesten stevig in zijn rijk invoegen, terwijl de Nederlanders hun privileges handhaven en naar zelfstandigheid streven. De politieke tegenstelling wordt door religieuze en nationale tegenstellingen verscherpt. Het calvinisme wordt in de zuidelijke Nederlanden bijna geheel onderdrukt, terwijl het in het opstandige noorden de erkende godsdienst wordt.
Laat-renaissance (1530-1580)

1568: Slag bij Heiligerlee. e eerste veldtocht van Willem van Oranje op Nederlands grondgebied.
In verschillende provincies worden invallen uitgevoerd. Het doel is een volksopstand te ontketenen tegen het Spaanse gezag. De graven Lodewijk en Adolf van Nassau doen met 3.000 infanteristen en 300 ruiters een inval in het noorden. Op de vaandels staat: nunc aut nunquam ('nu of nooit'), tegenwoordig het motto van het Korps Commandotroepen. Bij Heiligerlee in de buurt van Winschoten komt het tot een veldslag. De troepen van de Spaansgezinde Friese stadhouder Arenberg worden verslagen. Graaf Adolf sneuvelt. De slag is gewonnen, maar de veldtocht niet: het komt niet tot een algemene volksopstand.

 

1572: Verovering Den Briel door de watergeuzen. De watergeuzen zijn vrijbuiters, onder wie veel verarmde edellieden, die leven van zeeroof. Zij worden door Willem van Oranje geronseld voor deelname aan de opstand en vormen een soort 'marine'. Onder aanvoering van Willem van Lumey, graaf van der Mark, veroveren zij met een vloot van 26 schepen bij verrassing Den Briel, en kort erop Vlissingen en Veere. Dit is het sein voor het uitbreken van een algemene opstand die snel om zich heen grijpt. Het grootste deel van de Hollandse steden sluit zich aan. Willem van Oranje wordt benoemd tot stadhouder van Holland. Alva bereidt een omvangrijk tegenoffensief voor.

 

1572-1573: Het Beleg van Haarlem. 13.000 man Spaanse troepen onder commando van don Frederik, de zoon van Alva, belegeren Haarlem, een strategisch gelegen vestingstad tussen de Noordzee en het IJ. Het beleg vormt het begin van een hevige strijd om de Hollandse vestingsteden. De Haarlemse burgers, mannen en vrouwen (de laatste onder aanvoering van Kenau Simonsdochter Hasselaar; door haar toedoen werd de Nederlandse taal met het woord 'kenau' verrijkt) en het garnizoen onder commando van de heldhaftige watergeus Wigbold Ripperda, verdedigen de stad met grote verbetenheid. De stad valt uiteindelijk door uithongering in Spaanse handen. Het garnizoen en talloze burgers worden onthoofd of verdronken in het Spaarne. De triomferende belegeraars zelf betalen eveneens een hoge prijs: 5.000 doden, voornamelijk door ziekte, ontberingen en verwondingen.

 

1573-1574: Beleg van Alkmaar. 'Van Alkmaar begint de victorie', luidt het bekende historische gezegde. Spaanse pogingen om de stad door middel van stormaanvallen in te nemen mislukken. Het leger van don Frederik trekt terug op het moment dat de dijken worden doorgestoken en het platteland rondom de stad onder water wordt gezet. Evenals in Haarlem staat ook hier een watergeus aan het hoofd van het garnizoen: Abraham Cabeljau. Het mislukte beleg is een zware tegenslag voor Alva.

 

1573-1574: Beleg van Leiden. Vergeefs beleg van Leiden door de Spaanse generaal Valdez. De bevolking lijdt honger maar houdt vol (6.000 burgers sterven van de honger). Het platteland rondom Leiden wordt onder water gezet en de Spaanse troepen zien zich genoodzaakt halsoverkop weg te trekken wanneer hun laatste bolwerk, de Lammenschans, door het water wordt bedreigd. De bevolking treft op de verlaten Lammenschans alleen nog potten met dampende hutspot aan. Door deze overwinning blijft het gewest Holland voortaan vrij van Spaanse troepen. De datum van Leidens ontzet, 3 oktober, wordt (vanaf 1890) jaarlijks gevierd met een groot stadsfeest en het eten van een hutspotmaaltijd.

 

1574: Slag op de Mokerheide. Nederlaag van de graven Lodewijk en Hendrik van Nassau tegen de Spaanse generaal d'Avila bij Mook aan de Maas. Beide graven sneuvelen. De huursoldaten weigeren het gevecht en lopen weg onder het uitroepen van "geld! geld!". De betaling, disciplinering, training en aanvoering van de militairen zijn op dit moment nog een groot probleem. Pas prins Maurits zal er na 1585 in slagen het leger te moderniseren en te disciplineren, zodat een meer professioneel type soldaat ontstaat.

 

1576: Pacificatie van Gent. De zeventien gewesten sluiten een overeenkomst om de Spaanse troepen te verdrijven. De Staten-Generaal krijgen het opperbevel over de gezamenlijke troepenmacht, het 'Staatse leger'. Dit vertoon van eendracht gaat drie jaar later alweer verloren wanneer de zuidelijke en de noordelijke provincies elk een aparte unie sluiten, de Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht, waardoor in de toekomst een tweedeling onvermijdelijk wordt.

 

1584: Moord op Willem van Oranje. De Franse katholiek Balthasar Gérard (in Nederland altijd Gerardts genoemd) vermoordt Willem van Oranje in het Prinsenhof te Delft. Dit is een groot verlies voor de opstandige gewesten omdat Willem door zijn bezielende leiderschap de spil van het verzet tegen het Spaans bestuur was geworden. Willems devies 'Je Maintiendrai' ('Ik zal handhaven') prijkt tegenwoordig nog altijd op de KL-uniform.

 

1587: Prins Maurits van Nassau benoemd tot bevelhebber. Prins Maurits, een zoon van Willem van Oranje, was in 1585 al stadhouder geworden van Holland en Zeeland. Nu wordt hij benoemd tot bevelhebber van de troepen van deze gewesten. Op 8 maart 1589 zal zijn benoeming plaatsvinden tot bevelhebber van het Staatse leger op het hele grondgebied van de Republiek. Maurits wordt de onbetwiste leider van de opstand en groeit uit tot een van de toonaangevende veldheren van Europa. Hij reorganiseert en moderniseert het Staatse leger. Hij onderneemt na 1590 vrijwel jaarlijks een succesrijke veldtocht, waardoor een groot deel van Nederland in handen van de opstandelingen valt.

 

1590: Verovering van Breda. Breda valt in handen van Maurits door een list: soldaten worden in het turfschip van Adriaan van Bergen de stad in gesmokkeld en weten het Spaanse garnizoen te verrassen.

 

1592: Beleg van Steenwijk. Met deze succesvolle belegering begint Maurits aan de veldtocht van dat jaar. Na Steenwijk vallen hem ook Coevorden en Ootmarsum nog in handen. Steenwijk ligt aan de strategisch belangrijke toegangsweg naar Groningen. De Spanjaarden beschouwen de sterke vesting als onneembaar en dat maakt het voor Maurits extra aantrekkelijk om juist deze stad in te nemen. Genie en artillerie spelen, zoals bij elk beleg in die jaren, een belangrijke rol. Genisten worden in die tijd 'sappeurs'genoemd: zij leggen loopgraven aan (sappe= loopgraaf) die de aanvalstroepen tot vlak voor de muren van de vesting moeten brengen.

 

1593: Beleg van Geertruidenberg. Maurits laat voor het eerst zien hoe een 'moderne' belegering in zijn werk gaat. De stad wordt in zijn geheel omsingeld met omvangrijke loopgraven, grachten, schansen, dammen, dijken en bolwerken, van waaruit de aanval wordt geopend. Daarbij worden meer dan 100 kanonnen ingezet. Toeristen uit binnen- en buitenland komen naar het spektakel kijken.